|
“We nodigen zelfs de ouders van leerlingwerkers uit”
Een fabriekshal van veertien meter hoog is nodig om de enorme tanks en ketels te bouwen die Machinefabriek De Gouwe aan haar klanten levert. “En soms is dat nog niet hoog genoeg” zegt Frans Haverkamp, een van de meest ervaren staalbewerkers van het bedrijf. Samen met personeelschef Ilse Eversen zette hij een leren-en-werken-programma op voor nieuwe medewerkers én voor “de oude garde.”
“Onze klanten verlangen specialistisch maatwerk van ons” aldus Ilse. “Geen ketel of tank die onze fabriek verlaat is hetzelfde. Daarin schuilt ook onze kracht als het gaat om concurrentie met bijvoorbeeld China. Daar maken ze eigenlijk alleen standaardproducten. Om die voorsprong op lagelonenlanden te houden en op onze Nederlandse concurrenten moeten we investeren in onze mensen. Voor de lange termijn is dat de enige manier om onze omzet te halen.”
Leraar op het bedrijf
De Gouwe heeft 36 medewerkers, waarvan 25 op de werkvloer staan. De meeste ‘oudere’ staalwerkers hebben het vak in de praktijk geleerd. “Daarom hebben we een bedrijf onderzoek laten doen naar de kennis en competenties van onze medewerkers” legt Ilse uit. “Daaruit kwam naar voren dat de meeste van hen op hoog niveau zaten. Dat niveau wilden we omzetten in diploma’s. Maar daarvoor was wel een opleidingsprogramma van een paar jaar nodig. Dat was te veel van het goede. Uiteindelijk hebben we met een leraar van de vakopleiding een verkort programma van 36 weken samengesteld. Hij kwam twee uur per week bij ons op het bedrijf lesgeven.”
“Die opleiding was zwaar” zegt Frans, die de opleiding volgde. “Je kent de praktijk al, maar je moet de theorie nog leren. En je leert ook dingen die je in de praktijk niet nodig hebt. Maar nu kunnen we wel specialistische diploma’s halen. Die hebben we nodig. Onze producten worden steeds ingewikkelder.”
Gemotiveerde jongeren
De Gouwe zet ook in op jonge, nieuwe krachten. “Een paar jaar geleden hadden we dat bijna opgegeven. Het leek onmogelijk om gemotiveerde vakmensen te krijgen en te houden” zegt Ilse. “Maar we hebben ze toch nodig. Frans kan goed met jongeren omgaan. Daarom hebben we hem gevraagd een plan te ontwikkelen om goede jongeren binnen te krijgen én vast te houden.”
“Ik heb contact opgenomen met de vakopleidingen in de regio” aldus Frans. “Nu ken ik een aantal leerkrachten, en die weten wat voor mensen wij zoeken. Ook zit ik in de jury bij schoolwedstrijden ‘vakmanschap’. Daar maak ik alvast kennis met jongens die mij geschikt lijken. Zo probeer ik de beste stagiairs naar onze fabriek te krijgen. Jongens die ook passen bij ons bedrijf.”
<Streamer: “Het leek onmogelijk gemotiveerde vakmensen te krijgen”>
Ouders uitnodigen
Om de juiste jongeren te werven is één, maar om ze te behouden voor het bedrijf is een ander probleem. “Vroeger lukte het ons niet de goede jongens voor ons bedrijf te behouden,” zegt Ilse. “Dat lag aan ons. Blijkbaar investeerden we niet genoeg in hen. En misschien maakten we niet duidelijk wat we precies van hen verwachtten.”
“Dat probleem hebben we nu niet meer” zegt Frans. “We steken nu meer tijd in de kennismaking. We nodigen bijvoorbeeld ook de ouders uit. En we hebben op papier gezet wat we van een stagiair verwachten en wat onze huisregels zijn. Dan kan daar geen onduidelijkheid meer over bestaan.
Ook heeft Frans structuur aangebracht in de begeleiding van de stagiairs.
“We hebben een roulatiesysteem opgezet. Elke drie maanden verwisselt een stagiair van begeleider. Zo leren ze alle onderdelen van het vak. Natuurlijk is het dan belangrijk dat de begeleiders weten hoe ver een jongen is in zijn kennis en vaardigheden. Daarvoor heb ik een formulier gemaakt. Begeleiders kruisen daarop aan of een jongen ergens goed of slecht in is. Dan kan de volgende begeleider daar rekening mee houden.”
Toekomstdromen
De aanpak van De Gouwe heeft inmiddels resultaten opgeleverd. “We hebben nu drie jongens werken waar we heel tevreden over zijn. Eentje heeft echt gouden handjes. Staal is als was in zijn handen. Hij kan een echte Einstein in het plaatwerken worden” zegt Frans.
Maar wat nu als de concurrenten hetzelfde gaan doen? “Dat zou ik helemaal niet erg vinden” zegt Ilse. “Dan laat je als branche zien dat je een interessante werkgever bent. En dat trekt gemotiveerde mensen. Daarvan ben ik overtuigd. Het mooiste zou zijn om een eigen opleidingscentrum te hebben. Want het werk hier is toch heel specifiek. Maar dat zullen wel toekomstdromen blijven. Dat is meer iets voor grote bedrijven.”
|
|
|
|