|
Interview met Jurgen van Beek, Horeca-Exploitatie Van Beek (Golfcentrum De Batouwe),
“Ik wilde meer swing in mijn bedrijf”
Jurgen van Beek (43) is manager van de horecafaciliteiten van golfcentrum de Batouwe. Als we hem spreken is het herenochtend op de golfbaan. Zo’n veertig mannen grijpen deze nazomerdag in september aan om een balletje te putten. Een aantal begint met een kop koffie in het restaurant. Het meisje achter de bar informeert naar hun weekend.
Van Beek volgde de middelbare hotelschool in Tilburg en leerde daar ook zijn vrouw kennen. Zij deed vooral sales en receptie, hij noemt zichzelf een echte F&B-man (food and beverages, red.). Hij werkte eerder bij Centerparcs, de Bilderberggroep, Holiday-Inn. En begon een cateringbedrijf met zijn zwager. Een schip dat te klein bleek voor twee kapiteins.
Tropenjaren
Van Beek en zijn vrouw wilden op een bepaald punt in hun loopbaan graag voor zichzelf beginnen. Eind 1993 zagen ze een advertentie in een vakblad: “Horeca-echtpaar gezocht voor golfbaan in Zoelen.” Op 1 februari 1994 gingen ze aan de slag. “We woonden boven de zaak. Om 8 uur ’s ochtends ging de deur open en vroeg in de nacht sloten we af. Dat was zeven dagen in de week knallen, tropenjaren draaien.”
De golfbaan groeide in tien jaar uit van 650 leden in 1994 tot 1150 leden nu. Het bedrijf van Van Beek groeide mee. Hij begon met twee koks en iemand voor de bediening, inmiddels heeft hij 16 man personeel in dienst. Van Beek heeft structureel twee stagiaires rondlopen en een leerling van het leerlingstelsel.
Tijd voor leren
De loonkosten van Van Beek zijn met 39 procent relatief hoog. “Ik heb vakkundige mensen nodig en die willen het hele jaar werken.” Van Beek lost dat gedeeltelijk op bij overuren tijd voor tijd te rekenen. In de zomermaanden worden er lange dagen gedraaid, het golfseizoen loopt gemiddeld van mei tot en met september. In de winter kunnen medewerkers vaker vrij opnemen. En is er tijd voor het volgen van een opleiding.
Van Beek stimuleert zijn mensen de laatste drie jaar nadrukkelijk om een opleiding te volgen. Of het nu gaat om een wijncursus voor de bediening of een managementcursus voor de restaurantmanager. Ook heeft hij structureel stagiaires rondlopen. “Over tien jaar heb ik nog steeds personeel nodig. Daarom wil ik investeren in jongeren.” Van Beek geeft aan dat hij daarin wel wat harder loopt dan de gemiddelde horeca-ondernemer. “Veel ondernemers vinden het verschil in kosten voor een leerling of een zelfstandig kok niet meer zo groot. En je moet er wel energie in steken.”
Tweede huiskamer
Van Beek legt uit dat zijn klanten veeleisend zijn. Vaak hebben ze zelf een eigen zaak en verwachten ze een hoog serviceniveau. “Het gaat erom dat een klant erkend wordt. Dat we hen met de naam aanspreken. Voor de klant is dit zijn tweede huiskamer, zijn clubhuis. Hij verwacht dat we weten wat hij drinkt, dat hij een zoetje bij de koffie wenst.”
Met 400 frequente golfers als vaste klant voor bar en restaurant, heeft Van Beek te maken met een kleine wereld. “Als het niet goed gaat, horen andere klanten dat heel snel.” Van Beek is ervan overtuigd dat voldoende opleiding het gastcontact ten goede komt. “Als iemand een wijncursus heeft gevolgd, kan hij daar toch wat zekerder over zijn richting een gast.”
Dichter bij elkaar
Dit jaar ging Van Beek met al zijn medewerkers in training, tweeënhalve dag lang. “Vooraf werd met iedereen een gesprek gevoerd. Wat er volgens de medewerkers speelde op de Batouwe, waar ze zich aan stoorden.” De training was vooral gericht op samenwerken. “Er is toch een scheiding tussen keuken en bediening, of tussen wit en zwart zoals we dat hier noemen.” De training bracht de medewerkers iets dichter bij elkaar, hoewel de communicatieproblemen niet voorgoed voorbij zijn. “Maar we kunnen medewerkers nu wel makkelijker op bepaalde zaken aanspreken. Ze pikken het iets sneller op.”
Meer herrie in het bedrijf
Van Beek investeert de laatste jaren zo’n 4 procent van zijn loonkosten in opleidingen. De omkeer kwam drie jaar geleden. “Ik was al jaren aan het bikkelen en had opeens het gevoel dat de swing ontbrak. Ik wilde in positieve zin meer herrie in het bedrijf.” Hebben zijn investeringen ook al wat opgeleverd? “Zeker. Medewerkers voelen zich gewaardeerd en zijn enthousiaster. Ze komen ook zelf met ideeën voor de zaak.” Dat enthousiasme geldt niet voor iedereen. “Mensen in de keuken zijn toch minder cursus-minded. Een goede chef-kok is eigenwijs en een beetje mensenschuw.” Toch heeft de laatste training bij het keukenpersoneel meer begrip voor de bediening opgeleverd. “Als je achter de coulissen werkt, besef je toch wat minder dat de gasten je boterham betalen.”
De training is voor Van Beek geen eenmalige actie. “Ik houd nu twee keer per jaar een functioneringsgesprek met mijn medewerkers. In dat gesprek komen ook de ontwikkelpunten van de training terug.”
Commercieel belang
Voor Van Beek is vakkundig personeel van commercieel belang voor zijn bedrijf. Zijn omzet vaart er beter bij. Hij wijst zijn medewerkers dan ook regelmatig op het belang van een dienstverlenende houding. “Kijk, een glaasje bier kun je ook thuis drinken. Mensen verwachten hier net wat extra’s. Bovendien maak je het ook voor jezelf een stuk makkelijker als je je servicegericht opstelt. Als je goed contact hebt met een klant, kun je nog eens een fout maken.”
|
|
|
|